Vanstuk/offtrack:[II]: Dit

Gilbert&George


[II]

Dit


De beeldende kunst is een grillig ding. Beeldend kunstenaars maken schilderijen en beelden, maar ook films, muziek, beeldverhalen, poëzie, animaties, boeken, interactieve (internet)ontwerpen, gebruiksvoorwerpen, (video)-installaties, performances, gebouwen en concepten.

De hedendaags kunstenaar hanteert al lang niet meer alleen kwast of beitel, maar ontpopt zich bovendien tot performer of handelsvertegenwoordiger, popidool of stripfiguur, computerprogrammeur of wereldreiziger, video-editor of mediapersoonlijkheid, landschapsarchitect of enquêteur.


Het gebied van de beeldende kunst zelf wordt daarmee steeds pluriformer, maar daarnaast vindt er ook een beweging vanuit andere kunstdisciplines plaats, die dit proces nog versterkt. De beeldende kunst is toevluchtsoord geworden voor kunstenaars die in andere disciplines de grenzen van hun eigen terrein overschrijden.


Performancekunst gedijt beter in de tentoonstellingsruimte dan in het theater, terwijl zij van nature toch veel meer verwantschap met dat laatste medium heeft.

Hedendaagse elektronische muziek zou eigenlijk zijn plaats moeten hebben in de concertgebouwen, maar daartoe is hun ‘geluid’ te modern en hun instrumentarium te afwijkend van de klassieke orkest-opstelling. Ook kan zij zich niet nestelen in het popcircuit, waar zij al snel als te moeilijk en niet populair genoeg gezien wordt.  Uiteindelijk wordt elektronische muziek vooral geprogrammeerd in de context van festivals en manifestaties georganiseerd door instellingen van beeldende kunst.

Videokunst is nauwelijks te vinden in de bioscoop of op de televisie, maar temeer in het museum of het kunstenaarsinitiatief.


Zonder bang te zijn haar eigen identiteit te verliezen raakt de beeldende kunst hierbij aan alle andere disciplines: van theater of dans tot literatuur, van muziek of architectuur tot cinema.

De beeldende kunst lijkt hiermee het laagste punt te zijn, het punt waar het water altijd naartoe stroomt. Maar je kunt het natuurlijk ook het afvoerputje noemen.


Het lijkt alsof er weinig discussie wordt gevoerd over de preciese definitie van de beeldende kunst. Wat zijn dan wel de overwegingen en de criteria?

De beeldende kunst lijkt juist de houding van die kunstenaar te omarmen, die zich onttrekt aan de beperking van zijn discipline, die zich de vrijheid van de kunst als geheel toe-eigent. De beeldende kunst staat tegenwoordig eerder voor een mentaliteit dan voor een discipline: een mentaliteit die gebruik van welk middel dan ook voorstaat. De beeldend kunstenaar gebruikt simpelweg datgene wat hij nodig acht om zijn doel te verwezenlijken.

En alhoewel deze uitbreiding van middelen, methoden en uitingsvormen van de beeldende kunst betrekkelijk nieuw is, onderdeel van een ontwikkeling die pakweg een kleine eeuw geleden echt goed in gang is gezet, is het wezen en de intentie van de kunst feitelijk onveranderd gebleven. Evenzeer als tevoren draait het om authenticiteit, zeggingskracht, originaliteit, eigenheid. De kunstenaar moet iets te vertellen hebben. Hoe verhoudt de kunstenaar zich tot zijn tijdgenoten? Hoe verhoudt de kunst zich tot de beschouwer?


Niets nieuws. Ondanks de verandering van vorm blijft een goed werk een goed werk, en een niet goed werk een niet goed werk.


Wel maakt dit alles het werkterrein van de beeldende kunst tot een bijna grenzeloos gebied, waarin kwaliteit voor de beschouwer soms moeilijk herkenbaar is.  In vorm kan bijna alles beeldende kunst zijn. Van schilderij tot stoeptegel, van onderzoeksenquête tot sculptuur, van radio-uitzending tot installatie. Het maakt de beeldende kunst tot een enorme wolk van uitingsvormen, vormen die soms weinig met elkaar te maken lijken te hebben.  De beschouwer kan het overkomen als dynamisch óf verwarrend, spannend óf onthutsend, verfrissend óf ondoorgrondelijk; sommigen worden verrast, anderen voelen zich bekocht. Of dit alles tegelijkertijd.


Publicatie VANSTUK/OFFTRACK, Nieuwe Vide, 2005

Bewerkt 2010